Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7849

Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers322972 / KG ZA 08-1407
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vordering om beslaglegger te veroordelen tot opheffing van gelegd beslag afgewezen. Naar voorlopig oordeel is niet voldaan aan de eis dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht van beslaglegger.


Uitspraak

VONNIS RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 19 december 2008, gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 322972 / KG ZA 08-1407 van: de stichting STICHTING SAURIA, gevestigd te Delft, eiseres, advocaat mr. M.J. Beekman te Zoetermeer, tegen: [X], wonende te [woonplaats], gedaagde, advocaat mr. R.H. Kuiper te Zoetermeer. Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'Sauria' en '[X]'. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 december 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. Sauria is een kweek- en kennisinstituut op het terrein van natuurbehoud, in het bijzonder op het terrein van koudbloedige dieren zoals hagedissen, slangen en schildpadden. Zij beoefent ook veel voorlichting en educatie en in dat kader houdt zij een permanente expositie. 1.2. [X] heeft een klussenbedrijf; hij voert bouwwerkzaamheden uit als zelfstandige zonder personeel. 1.3. In 2008 heeft Sauria [X] op regiebasis ingeschakeld om zaag- en timmerwerkzaamheden aan haar expositieruimte uit te voeren. [X] is in week 18 met de werkzaamheden begonnen. [X] heeft ter uitvoering van de werkzaamheden derden ingeschakeld. 1.4. Op 19 mei 2008 heeft Sauria [X] van het werk weggestuurd en de urenstaat van week 20 niet meer afgetekend. 1.5. [X] heeft Sauria op respectievelijk 4, 11, 21 en 25 mei 2008 facturen ter zake van zijn werkzaamheden gestuurd. Tot op heden heeft Sauria deze facturen niet voldaan. Op 3 en 4 juni 2008 heeft Direct Incasso Nedincasso B.V. namens [X] aanspraak gemaakt op betaling van de facturen. 1.6. Bij brief van 8 juni 2008 heeft Sauria aan [X] onder meer bericht dat zij zijn facturen betwist nu zij hem minstens driemaal in de gelegenheid heeft gesteld om de technisch onjuiste en slordig uitgevoerde werkzaamheden te herstellen, hetgeen vervolgens niet is gebeurd. Daaraan heeft Sauria toegevoegd dat zij dientengevolge vervolgschade heeft geleden omdat de betreffende herstelwerkzaamheden door derden zijn uitgevoerd voor, naar voorlopige raming, een bedrag van € 30.660,-. 1.7. Bij brief van 22 juli 2008 heeft de advocaat van Sauria [X] onder meer medegedeeld dat Sauria schade lijdt doordat [X] jegens haar wanprestatie heeft geleverd. Daarbij heeft Sauria zich beroepen op opschorting en verrekening omdat onder andere sprake was van overschrijding van een fatale termijn en uit gedragingen van [X] duidelijk was geworden dat hij de opdracht niet aan kon. 1.8. Na daartoe verkregen verlof d.d. 27 augustus 2008 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, heeft [X] bij exploot van 2 september 2008 conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van Sauria onder de ABN Amro bank. 1.9. [X] heeft Sauria doen dagvaarden voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank teneinde Sauria te veroordelen tot voldoening van onbetaald gelaten facturen ad € 21.539,34 voor de in opdracht van Sauria verrichte werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 15 oktober 2008 de vordering van [X] afgewezen. 1.10. Bij dagvaarding van 10 november 2008 heeft [X] hoger beroep tegen voormeld vonnis ingesteld. 1.11. Bij dagvaarding van 13 november 2008 heeft [X] bij de civiele sector van deze rechtbank een vordering ingesteld tot betaling van € 21.539,34 vermeerderd met de wettelijke rente. 2.De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer 2.1. Sauria vordert: I. dat [X] wordt veroordeeld tot opheffing van het gelegde beslag binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag; II. dat [X] wordt verboden voor dezelfde vordering nogmaals beslag te leggen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer en € 1.000,- per dag dat beslag wordt gelegd. 2.2. Daartoe voert Sauria het volgende aan. Het door [X] gelegde beslag is vexatoir, nu dit ondanks het vonnis van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2008 nog niet is opgeheven. Daar komt bij dat Sauria bevoegd is tot opschorting en verrekening van het door [X] gevorderde bedrag met haar vordering op [X]. Haar vordering vloeit voort uit dezelfde overeenkomst en bestaat uit herstelkosten. Voorts wordt Sauria onevenredig in haar belangen geschaad door het beslag, nu zij een stichting is zonder winstoogmerk die afhankelijk is van inkomsten uit de werkzaamheden door vrijwilligers. Door het beslag kon Sauria niet voldoen aan haar lopende verplichtingen en is er een achterstand in betalingen ontstaan waarover weer boetes zijn verbeurd. Het belang van [X] bij handhaving van het beslag is minder zwaarwegend. 2.3. [X] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Ingevolge artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval Sauria) om, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval [X]) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. 3.2. De stelling van Sauria dat het opmerkelijk is dat het beslag ondanks het vonnis van 15 oktober 2008 nog niet is opgeheven, gaat niet op. Ingevolge vaste jurisprudentie (Hoge Raad 30 juni 2006, NJ 2007 483) leidt de enkele omstandigheid dat de vordering tot verzekering waarvan het conservatoir beslag is gelegd door de voorzieningenrechter bij vonnis van 15 oktober 2008 is afgewezen, en in het geval tegen die afwijzing hoger beroep is ingesteld, er niet zonder meer toe dat de vordering moet worden toegewezen, ook niet onder het voorbehoud van kennelijke misslagen in die uitspraak. De wederzijdse belangen van partijen dienen ook in een zodanig geval te worden afgewogen, waarbij voormelde uitspraak wél wordt meegewogen. Niet gevergd kan worden van de voorzieningenrechter dat hij in dit vonnis een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis van 15 oktober 2008 ingestelde hoger beroep. 3.3. Sauria stelt zich op het standpunt dat de vordering van [X] summierlijk ondeugdelijk is nu zij zich bevoegdelijk beroept op opschorting en op verrekening. Daarmee is, evenals in het kortgedingvonnis van 15 oktober 2008, aan de orde de vraag of [X] in verzuim is geraakt. 3.4. In het vonnis van 15 oktober 2008 is geoordeeld dat Sauria de door haar gestelde fatale termijn niet kan tegenwerpen aan [X], aangezien [X] betwist heeft dat partijen deze zijn overeengekomen en ter zitting van 8 oktober 2008 is gebleken dat [X] ruim vóór de fatale termijn datum is weggestuurd van het werk. In het vonnis van 15 oktober 2008 is verder overwogen dat er voorshands van uit dient te worden gegaan dat niet uitgesloten kan worden dat in deze zaak door [X] in redelijkheid geen beroep op het vereiste van ingebrekestelling kon worden gedaan. 3.5. Het vorenoverwogene kan er weliswaar toe leiden dat Sauria bevoegdelijk heeft mogen opschorten, maar dit ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting. In dat verband komt aan de orde het beroep van Sauria op verrekening. Sauria stelt dat zij als gevolg van de wanprestatie door [X] schade heeft geleden die thans meer bedraagt dan het door [X] gevorderde bedrag. In dit verband heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 15 oktober 2008 geoordeeld dat, onder de daar genoemde omstandigheden, er onvoldoende reden is om geen acht te slaan op het door [Y] Bouwkundig Adviesbureau opgestelde rapport van 29 september 2008 ter zake van een bouwkundige inspectie betreffende de werkzaamheden door [X]. De voorzieningenrechter heeft voorts geoordeeld dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan, dat de klachten van Sauria niet zonder grond zijn. Verder kan niet worden uitgesloten dat zij in verband daarmee een schadevordering heeft ter hoogte van in ieder geval de omvang van de facturen waarvan [X] betaling verlangt. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vraag of Sauria daadwerkelijk het gelijk aan haar zijde heeft, eerst door nader onderzoek dient te worden vastgesteld en de kortgedingprocedure zich daar niet voor leent. 3.6. Sauria heeft in dit verband geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht, noch zijn deze overigens gebleken. Een en ander leidt ertoe dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden geoordeeld dat haar vordering tot verrekening zal slagen. Dit leidt tot het voorlopig oordeel dat niet is voldaan aan de eis dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht van [X]. 3.7. Naast de stelling dat sprake is van summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van [X], heeft Sauria aan haar vordering ten grondslag gelegd dat, althans zo begrijpt de voorzieningenrechter, het beslag onevenredig zwaar op haar rust. Naar voorlopig oordeel legt de omstandigheid, dat Sauria een stichting zonder winstoogmerk is, die voor wat betreft haar inkomsten afhankelijk is van vrijwilligers en activiteiten van het kenniscentrum en dat zij niet aan haar lopende verplichtingen en de daarover gevorderde boetes kan voldoen vanwege het gelegde beslag, onvoldoende gewicht in de schaal om in het kader van een belangenafweging tot een toewijzing van de vordering tot opheffing van het beslag te kunnen leiden. Daarbij is mede redengevend dat het belang van [X], namelijk dat hij voor wat betreft zijn levensonderhoud afhankelijk is van zijn werkzaamheden als ondernemer, ook zwaar weegt. Daar komt bij dat het beslag al begin september 2008 is gelegd en de inkomsten, die Sauria na de beslaglegging heeft gegenereerd, niet door het beslag worden getroffen. Voorts heeft Sauria, zoals zij ter zitting heeft gesteld, met een van haar crediteuren, de verhuurder, een regeling getroffen. 3.8. Een en ander leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat de gevorderde opheffing van het conservatoire beslag niet zal worden toegewezen. 3.9. Sauria heeft voorts gevorderd [X] te verbieden om andermaal beslag te leggen voor dezelfde vordering op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan [X] een verbod tot beslaglegging op te leggen nu niet op voorhand duidelijk is dat een dergelijk beslag vexatoir is. De vordering zal derhalve in zoverre worden afgewezen. 3.10. Sauria zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: - wijst de vordering af; - veroordeelt Sauria in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [X] begroot op € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 254,-- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2008. ib